dinsdag 8 september 2009

Taalziekten

Taal bestaat uit woordenschat (vocabularium) en regels (grammatica). Zo wordt een taal vastgelegd. Opkomende of reeds wijdverbreide afwijkingen of taalfouten leiden vaak tot taalergenissen waarbij de afwijkingen soms bestempeld worden als een taalziekte die dient uitgeroeid te worden.
Maar door het vastleggen wordt een taal ook gebetonneerd, terwijl taal in feite dynamisch is en dus voortdurend in beweging. Taal verandert en evolueert onder invloed van haar (cf infra "haar-ziekte", maar hier terecht!) sprekers. Sommigen argumenteren dat er daarom helemaal geen taalziekten zijn, enkel taalevolutie. En dat er, net zoals bij de evolutie van de mens uit de apen, verschillende evoluties zijn geweest waarvan een aantal uitstierven en een aantal succesvol waren (wij, homo sapiens, bij de apen). Anders gezegd: het darwiniaans evolutiemodel toegepast op taal. Taalfouten blijven daarmee geen taalfout maar worden de nieuwe norm. En zo krijgen de "neuzentellers" gelijk, ik bedoel daarmee de taalkundigen die stellen dat de meerderheid van de mensen bepaalt waar de taal heen gaat. De minderheid van taalgebruikers die het anders zien moeten zich aanpassen, of zich levenslang ergeren.
Waarschijnlijk is het wel zo. Taal is immers ontstaan en gegroeid omdat het de mensen die er gebruik van maakten, succes bracht zodat ze beter konden overleven. Zo is taal steeds ingewikkelder geworden. Er kwamen meer woorden (vocabularium) en er is ook structuur ontstaan (grammatica) omdat dat nuttig was. Woorden en structuur werden uitgebreid en aangepast aan de noden.
Dat laatste gebeurt nu nog steeds. Dat kan je bij voorbeeld zien aan het Latijn. Een dode taal, waar voor heel wat moderne begrippen geen woord bestaat. En omdat het Vaticaan nog steeds(!) officieel in het Latijn communiceert, zoeken en vormen zij hiervoor kunstmatig nieuwe woorden (neologismen). Dat zijn dan vaak samenstellingen of combinaties van bestaande latijnse woorden. Je kan het ook zien aan dialecten, waarin de specifieke dialectwoordenschat vaak beperkt is tot de dagelijkse omgang, aangevuld met bij voorbeeld allerlei landbouwtermen (landbouw was tot in de 20ste eeuw bij ons de beroepsbezigheid voor de meeste mensen -- we spreken nog steeds van de "primaire sector"). Ook in vakjargon worden veel nieuwe termen min of meer spontaan uitgevonden. En als die activiteit dan voor een breder publiek beschikbaar wordt en commercieel op de markt komt, dan worden vele termen in de algemen taal gespuid. Zo was het met de computer- en internetrevolutie de voorbije decennia. Met meestal engelse termen dan wel, die hun eigen problemen meebrachten in het Nederlands (is het gedeleted? gedelete?? of gediliet???). Aanpassen aan onze taal of niet, dat is een ander verhaal.
Maar ondanks de darwiniaanse stelling, of juist ermee in overeenstemming, mogen en kunnen en zullen diegenen in de minderheid hun taalvoorkeuren proberen -- soms met succes, vaak tevergeefs -- ingang te doen vinden. Dat kan om allerlei redenen: bij voorbeeld om een algemene standaard te creëren (omgangs- of cultuurtaal), om meer structuur en/of logica in een taal te brengen (nieuwe spellingen), of om al dan niet vermeende taaldelicten uit de taal te bannen. Deze laatste reden komt doorgaans voort uit taalergenissen.
Als Vlaming (uit de vroegere zuidelijke Nederlanden) die in Nederland (de vroegere noordelijke Nederlanden) is komen wonen, heb ik er ook zo enkele, die ik dan hierbij als "taalziekte" wens te bestempelen:
- de "haar"-ziekte: het "vervrouwelijken" van mannelijke of onzijdige woorden, voorbeeld "het bestuur heeft haar besluit bekendgemaakt".
- de "wat"-ziekte: het oneigenlijk gebruik van "wat" als betrekkelijk voornaamwoord, voorbeeld "het boek wat ik gelezen heb".
- de "gaan"-ziekte: het gebruik van "gaan" in plaats van "zullen" of ook in situaties die daar niet om vragen, voorbeeld "U gaat vanaf volgend jaar meer gaan(!) betalen" of "wij gaan daar eens naartoe gaan gaan(!)".
- de "trèm"-ziekte: uitspraak van de letter 'a' als 'è' waarschijnlijk onder invloed van het engels (in de spreektaal; en bovendien klinkt die 'è'-klank als de engelse noch amerikaanse 'a' maar integendeel heel erg hollands), voorbeeld "trèm"; "impèct"; "zèppen"; "mègèzine"; "cèrèvèn"; "tènken"; ik hoorde zelfs "Obèmma" stel je voor!
- de "d/t"-ziekte: het maken van allerlei d-t-dd-tt-dt-fouten, voorbeeld "U betaald 30% minder"; "hij antwoorde op de vraag"; "hij vind het geen goed idee"
- de "ch"-ziekte: de zeer harde g-uitspraak (waarvan menig buitenlander, niet alleen Vlamingen, keelpijn krijgen; dit betreft weliswaar spreektaal maar zorgt ook voor verwarring en schrijffouten in de schrijftaal), voorbeeld "sjaCHerijniCH" (uitgesproken); "sjagrijnich" (geschreven)
Voorts zijn er nog wel meer vooral gesproken uitdrukkingen die mij erg vals in de oren klinken (type "ik heb zoiets van", "zeg maar", "ííís goed!" of "zo! op die manier!"). Maar dat wel zijn omdat ik Vlaming ben, en daardoor sowieso in Nederland tot de minderheid behoor? Of hebt U ook zoiets van die taalziekten wat U bekent in de oren klinkt?
(foto: zilverendolfijn.nl)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zoeken in deze blog